Een providentiële visie op het leven
Een providentiële visie op het leven
In een wereld die zich tracht te omringen met menselijke zekerheden, die het lijden tracht te ontvluchten en slechts genoegens najaagt, die de wetenschappen onderzoekt om de belofte dat zij haar van morgen zouden verzekeren, die het leven en het geluk zelf opvat als het werk van eigen handen....
Wij, de leden van het Instituut van het Mensgeworden Woord, geloven dat God samen met de mens wandelt[i].
​
Dat wil zeggen: “God, die als almachtige en wijze Vader aanwezig is en handelt in de wereld, in de geschiedenis van elk van zijn schepselen, opdat elk schepsel, en in het bijzonder de mens, zijn beeld, zijn leven kan verwezenlijken als een door waarheid en liefde geleide weg naar het doel van het eeuwige leven in Hem”[ii]. Geloof in God en geloof in Zijn Voorzienigheid zijn onafscheidelijke handelingen[iii].
In die zin hebben wij, de leden van het Instituut van het Mensgeworden Woord, “een bijzondere manier om God te verheerlijken en dat is door grenzeloos te vertrouwen op zijn Voorzienigheid, die gebaseerd is op zijn heilsplan, dat op de meest eminente wijze tot uiting komt in de Menswording. Daarom streven wij ernaar alles te leren zien als komende van Hem die zelfs geen vogeltje vergeet... en die zelfs de haren op ons hoofd telt[iv]. Want zoals Paulus leert, God bevordert in alles het heil van die Hem liefhebben[v]”[vi].
​
En “door in alles te zeggen, weten wij dat God geen uitzondering maakt. Dit omvat alle gebeurtenissen, in voorspoed of tegenspoed, alles wat het welzijn van de ziel aangaat, de goederen van rijkdom, reputatie, alle omstandigheden van het menselijk leven (gezin, studie, talenten, enz.), alle innerlijke toestanden waar wij doorheen gaan (blijdschap, vreugden, ontberingen, droogte, ongenoegens, verleidingen, enz.), tot aan onze fouten en zelfs de zonden. Alles, absoluut alles”[vii].
Welnu, “wanneer wij zeggen bevordert het heil, wordt daaronder verstaan dat zij meewerken, bijdragen, gebeuren, voor ons geestelijk welzijn. Daarom is het ons meest oprechte doel deze visie te verwezenlijken en niet die van het vleselijke of wereldse. En zo trachten wij alles te zien in het licht van de liefdevolle ontwerpen van Gods Voorzienigheid, die alleen de geestelijke mens ontdekt: een geestelijke mens kan alles beoordelen[viii]. En wij willen met onwankelbare vastberadenheid geloven dat zelfs de meest ongunstige gebeurtenissen en die welke het meest tegen ons natuurlijk doel ingaan, door God voor ons bestemd zijn, ook al begrijpen wij zijn plannen niet en weten wij niet tot welk doel Hij ons wil leiden”[ix].
​
Maar het is ook waar dat wij van “onze kant aan een voorwaarde moeten voldoen om dit te laten gebeuren. Daarom voegt de apostel eraan toe van die God liefhebben, d.w.z. van hen wier wil verenigd is en onderdanig aan Gods wil. Daarom zoeken wij in de eerste plaats de belangen en de eer van God, en zijn wij bereid alles zonder voorbehoud op te offeren, in de overtuiging dat niets zo voordelig is als ons over te geven in Gods handen, in alles wat Hij wil bevelen, zoals Jezus ons duidelijk heeft gemaakt: Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren[x]. Hij alleen kent alles, zelfs onze ziel, onze gevoelens, ons karakter, de geheime bronnen die moeten worden bewogen om ons naar de hemel te brengen, de gevolgen die dit of dat in ons teweeg zal brengen, en Hij heeft alle middelen tot Zijn beschikking. Daarom is het, indien wij God liefhebben, onmogelijk dat er iets in de wereld is dat niet samenvalt en bijdraagt tot ons welzijn”[xi]. Zo levend, willen wij dat ons leven zelf een aanbidding is van de Goddelijke Voorzienigheid[xii].
​
Met een onwankelbaar vertrouwen in de Goddelijke Voorzienigheid is het ons doel om missionair werk te verrichten in alle delen van de wereld, vooral op “de moeilijkste plaatsen en onder de meest ongunstige omstandigheden”[xiii]. Simpelweg omdat “God oneindig groot is, God oneindig machtig is, en Hij overal is. Zijn voorzienigheid wordt geopenbaard in de hemel, op aarde en op elke plaats. En er is geen plaats op aarde waar de liefdevolle voorzienigheid van God niet werkt”[xiv].
Aangezien al onze werken gebaseerd zijn op de Goddelijke Voorzienigheid, maakt het vragen van aalmoezen deel uit van ons programma. Dit is de geest die ons is nagelaten en wij willen dit blijven doen vanwege de belangrijke apostolische waarde van het getuigenis van armoede. En wij moeten in alle oprechtheid zeggen dat wij voortdurend ervaren dat God zich niet laat overtreffen in vrijgevigheid.
Daarom is deze providentiële levensvisie die wij als leden van het Instituut van het Mensgeworden Woord nastreven, een niet-onderhandelbaar element dat verbonden is met ons charisma.
[i] Vgl. Heilige Johannes Paulus II, Algemene Audiëntie (11 juni 1986).
[ii] Heilige Johannes Paulus II, Algemene Audiëntie (11 juni 1986).
[iii] Catechismus van de Katholieke Kerk, 308.
[iv] Vgl. Luc. 12, 6-7.
[v] Rom. 8, 29.
[vi] Vgl. Directorium van Spiritualiteit, 67.
[vii] Ibidem.
[viii] 1 Kor. 2, 15.
[ix] Vgl. Directorium van Spiritualiteit, 67.
[x] Joh. 12, 26.
[xi] Vgl. Directorium van Spiritualiteit, 67.
[xii] Vgl. Constituties, 63.
[xiii] Directorium van Spiritualiteit, 86.
[xiv] Vgl. P. Carlos Buela, IVE, Homilie in het Seminarie “María, Madre del Verbo Encarnado” (11 oktober 1998).