Emblematische bestemmingen en buitenposten in de Missie
​Emblematische bestemmingen en buitenposten in de Missie
Het “Vaar naar het diepe”[i] van het Mensgeworden Woord, uitgesproken aan de oevers van het meer van Gennesaret en dat sindsdien doorklinkt, is door de eeuwen heen ontvangen door ontelbare zielen die, de eisen van het Evangelie serieus nemend, bereid zijn te sterven, zoals de graankorrel, om Christus te zien in alle zielen en in alle dingen[ii]. Ook wij, leden van het Instituut van het Mensgeworden Woord, hebben de vreugde en het voorrecht tot hen gerekend te willen worden, nu wij verspreid over alle werelddelen en op vele plaatsen die “emblematische bestemmingen” worden genoemd, het Evangelie verkondigen.
​
Wat zijn emblematische bestemmingen?
Het zijn buitenposten, missies of missiebestemmingen die over het algemeen erg moeilijk zijn. Het zijn die plaatsen waar niemand heen wil[iii], hetzij wegens de armoede van de plaats, hetzij wegens het gevaar, hetzij wegens de godsdienstvervolging, hetzij omdat men voorziet dat er op korte of middellange termijn weinig vruchten zullen zijn - dat wil zeggen vruchten die zichtbaar zijn voor de missionaris en voor de ogen van de wereld. Er is altijd veel vrucht, te beginnen met de heiligheid van de missionarissen zelf. Al deze plaatsen “vormen een erezaak voor onze kleine Religieuze Familie, omdat het missieposten zijn waar de missionarissen misschien geen overvloedige vruchten van hun werk zullen zien, waar misschien geen roepingen vandaan zullen komen en waar misschien, als wij niet hadden toegestemd om te gaan, niemand zou hebben willen gaan vanwege de moeilijkheden”[iv].
​
Voor ons is dit niet zomaar een ‘manier van spreken’, maar een voorschrift dat duidelijk wordt uitgedrukt in ons eigen recht: “Geen plek waar een ziel is, kan uitgesloten zijn voor de missionaris. Naar de nederigste hutten, naar de hoogste hoogten, naar de ruigste ravijnen, waar minder mensen zijn, waar minder vruchten worden verwacht, waar de mensen koppiger zijn en de moeilijkheden groter... daar moet de missionaris heen met zijn staf, in zijn auto, in zijn vliegtuig, te voet of te paard, per sulky of per boot... want dat is zijn roeping en dat is waar de gehoorzaamheid hem heenzendt”[v]. Deze beschikbaarheid voor de missie is opnieuw bevestigd door twee Algemene Kapittels in 2007 en 2016, waar besloten is prioriteit te geven aan dit type missie, juist omdat “de keuze van de buitenposten in de missie”, dat wil zeggen, “wat wij ‘emblematische bestemmingen’ zijn gaan noemen”, een niet-onderhandelbaar element is van het charisma van het Instituut[vi].
​
De Heilige Johannes Paulus II zei al: “De Kerk heeft vandaag de dag geen behoefte aan ambtenaren, bestuurders of zakenlieden, maar bovenal aan ‘vrienden van Christus’, die liefde weten te betonen in een houding van onbaatzuchtige dienstbaarheid die niemand uitsluit”[vii].
​
Zo is het dat onze missionarissen zich niet moeten laten afschrikken door moeilijkheden, noch “bang gemaakt moeten worden door twijfels, misverstanden, afwijzingen, vervolgingen”[viii]. Zonder zich te laten ontmoedigen door de prognose van weinig vruchten of door de schaarste van middelen, verrichten zij nu schitterend missiewerk in Syrië, op de Salomonseilanden, in Egypte, in Papoea-Nieuw-Guinea, in Irak, in de Gazastrook, in Tadzjikistan, in IJsland, in Guyana, in de oerwouden van Peru, in Tanzania, in Taiwan, in Rusland en in vele andere “buitenposten”, in de wetenschap dat hun inspanningen en hun lijden niet tevergeefs zullen zijn. Integendeel, zij zijn de zuurdesem dat in de harten van andere apostelen het verlangen zal doen ontkiemen om zich aan de nobele zaak van het Evangelie te wijden, en in vele zielen het leven van de genade, ook al zien zij het niet direct.
​
Want een echte missionaris van het Mensgeworden Woord weet dat hij uitverkoren is, uit de mensen genomen[ix] voor de meest eervolle missie “een instrument van verlossing te zijn”, omdat hij ervan overtuigd is “dat hij niet werkt voor kortstondige of voorbijgaande dingen, maar ‘voor het goddelijkste der goddelijke werken’[x], namelijk het eeuwig heil van de zielen”[xi]. Met een waar priesterlijk temperament is hij steeds enthousiaster om de koninklijke weg van het kruis te bewandelen, met een levendig verlangen in zijn hart opdat Hij het koningschap zal uitoefenen[xii]. Want in het diepst van zijn ziel ervaart hij dat het goddelijk zuchten van onze Heer persoonlijk tot hem gericht is: de arbeiders zijn schaars[xiii]; en hij kan zich niet onttrekken aan de verheven “zending om het Evangelie te brengen aan allen - en dat zijn miljoenen mannen en vrouwen - die Christus, de Verlosser van de mensheid, nog niet kennen”[xiv]. Want hij weet dat zijn roeping van hem een volledige gave van krachten en tijd vraagt[xv], en hij wil in navolging van Christus zijn leven verliezen om het te redden en in volheid te veroveren[xvi]. Kortom, omdat het niet mogelijk is “van het Mensgeworden Woord” te zijn en tegelijkertijd “het missionaire avontuur uit de weg te gaan”, is en blijft het onze taak om emblematische bestemmingen te zoeken.
​
Want wij weten dat zelfs wanneer wij ons leven doorbrengen in deze missionaire buitenposten van de Kerk en vaak genegeerd, vergeten of vervolgd worden, wij de onvergelijkelijke hulp en moederlijke bescherming genieten van de Allerheiligste Maagd Maria die “zich als dienstmaagd des Heren geheel heeft toegewijd aan de persoon en het werk van haar Zoon”[xvii]. Zij is het die ons inspireert en onze inspanningen ondersteunt “zelfs in de moeilijkste situaties en onder de meest ongunstige omstandigheden”[xviii].
​
Lang leve de missie!
[i] Luc. 5, 4.
[ii] Vgl. Directorium voor de Missies Ad Gentes, 1: op.cit. Directorium van Spiritualiteit, 216.
[iii] Vgl. Directorium van Spiritualiteit, 86.
[iv] Juan Pablo Magno, h. 30: “El Papa y nuestro derecho propio”, IVE Press, New York 2011, p. 535. De tekst is een commentaar op wat de Paters van het Kapittel onderscheidden als elementen van het charisma van het Instituut in het Generaal Kapittel van 2007.
[v] Directorium voor de Volksmissies, 19.
[vi] Vgl. Aantekeningen van het V Generaal Kapittel (Segni, Italië, 2007), nr. 57-58 en Aantekeningen van het VII Generaal Kapittel (Montefiascone, Italië, 2016), nr. 59, 77-78, 81.
[vii] Heilige Johannes Paulus II, Aan de seminaristen en novicen in Boedapest (19-8-1991).
[viii] Directorium voor de Missies Ad Gentes, 147; op. cit. Redemptoris Missio, 66.
[ix] Heb. 5, 1.
[x] Pseudo-Dionysius, geciteerd door Heilige Alfonsus Maria de Liguori, Selva de materias predicables, IX, 1.
[xi] Directorium van Spiritualiteit, 321.
[xii] Vgl. Directorium van Spiritualiteit, 225; op. cit. 1 Kor. 15, 25.
[xiii] Mat. 9, 37.
[xiv] Directorium voor de Missies Ad Gentes, 53; op. cit. Christifideles Laici, 35.
[xv] Vgl. Directorium van de Missies Ad Gentes, 146.
[xvi] Vgl. Heilige Johannes Paulus II, Aan de priesters, religieuzen en toegewijde leken in Mantua (22-6-1991).
[xvii] Lumen Gentium, 56.
[xviii] Constituties, 30.